In deze blog richten wij ons op gemeenschappelijke regelingen bij gemeenten.
In de afgelopen jaren zijn steeds meer taken op afstand van de eigen ambtelijke organisatie gezet en worden deze uitgevoerd door samenwerkingspartners. Hoe dan ook, samenwerkingen geven ambtelijke organisaties zekerheden rondom het verminderen van kwetsbaarheden (continuïteitsgaranties) en kwaliteit. Echter ten aanzien van de derde ‘K’, die van kosten, zien wij vaak dat deze in de business case fase wordt meegenomen, maar in de praktijk zich een andere situatie voordoet. Naast het ervaren van een te grote afstand tot deze gemeenschappelijke regelingen, worden in de praktijk onvoldoende manieren toegepast om grip te hebben en sturing te geven op deze regelingen. In onze optiek schept niet alleen de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) nieuwe mogelijkheden, er waren reeds mogelijkheden in de ‘oude’ situatie. Het verlengd lokaal bestuur, en daarmee de democratische legitimatie van samenwerkingsverbanden, staat daarmee minder onder druk dan vaak wordt vermoed en gevoeld, vinden wij.
Binnen de Wgr waren er volgens ons reeds mogelijkheden voor gemeenten en gemeenteraden om de afstand tot gemeenschappelijke regelingen te verkleinen. Gemeenten, en daarmee gemeenteraden, zouden intensiever met elkaar kunnen optrekken. Daarmee kan kaderstellend – aan de voorkant – worden gestuurd, zonder dat de verantwoordelijke portefeuillehouder terugkomt met de mededeling dat hij/zij “overruled is door een meerderheid in het bestuur”.
Door met een kleine vertegenwoordiging van raadsleden vanuit de verschillende deelnemende gemeenten aan een gemeenschappelijke regeling zienswijzen (van financiën (de ‘K’ van ‘kosten’) tot en met beleidsmatige aspecten (de ‘K’ van ‘kwaliteit’)) uit te wisselen, kunnen portefeuillehouders, ambtenaren en directies van gemeenschappelijke regelingen beter worden geïnformeerd en duidelijker kaders worden meegegeven. Uiteindelijk kan door dezelfde vertegenwoordiging of wellicht vanuit een commissie dan wel de gehele raad, de controlerende rol worden opgepakt. Vanuit de business case gedachte kan overigens de ‘K’ van kosten hierin periodiek nadrukkelijk worden meegenomen (doelmatigheid). Uiteindelijk kan daadwerkelijk worden nagegaan of desbetreffende gemeenschappelijke regeling opvolging heeft gegeven aan de eerder in gezamenlijkheid door de deelnemende gemeenten gedeelde zienswijzen en daarmee doeltreffend is.
In de dagelijkse praktijk vinden gemeenten het toch lastig om hun eigen ‘ei’ kwijt te kunnen in een gemeenschappelijke regeling. Het wordt soms een ‘wij’/’zij’ discussie omdat de gemeenschappelijke regeling in een ander gebouw zit terwijl het toch een volwaardig onderdeel is van de eigen gemeente of de gemeenschappelijke regeling heeft een ietwat té ambitieuze directie/directeur met een visie die verder reikt dan de doelstellingen van de regeling zelf.
Hoe krijg je dan de gemoederen bedaart en meer grip en sturing op de gemeenschappelijke regeling? Nou, gewoon, door de regeling op zich goed te bekijken, te bezien waar je wel kunt sturen en controleren, maar bovenal je te realiseren – als raadslid en als ambtenaar – dat de gemeenschappelijke regeling een construct is dat we zelf hebben ingesteld en dat hier collega’s zitten (en niet een commercieel extern bureau) dat het verlengstuk is van de ambtelijke organisatie van de eigen gemeente. Niets meer en niets minder!
In deze weken worden de nieuwe gemeenteraden overal in het land geïnstalleerd. Dat zorgt voor een frisse wind en een frisse start. Ook ten aanzien van je gemeenschappelijke regelingen. Wij zouden zeggen: versterk je positie en start met sturen!